Signalen van brede gevolgen kunstlicht gevonden in natuur

20130725_028_hijkerveld_k_spoelstraVogels raken ‘van de leg’, muizen worden muurbloempjes, maar vleermuizen komen juist snacken rond experimentele lantaarnpalen. Signalen dat nachtelijke verlichting grote gevolgen kan hebben. Deze ‘schaduwzijde’ is het onderwerp van het grote project Licht Op Natuur onder leiding van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en Wageningen University. Vandaag publiceert het oudste wetenschappelijke tijdschrift ter wereld Philosophical Transactions of the Royal Society de eerste resultaten van vier jaar onderzoek in een theme issue.

Het doel is uiteindelijk om buitenverlichting natuurvriendelijker te maken. Op nog maar weinig plaatsen in ons land is het ’s nachts echt donker. Zelfs vanuit de ruimte is dat te zien. “Opvallend is dat dieren anders reageren op verschillende kleuren licht. Door de kleur van bijvoorbeeld straatlantaarns aan te passen kun je ze wellicht hun natuurlijke nachtleven teruggeven,” zegt hoofdonderzoeker Kamiel Spoelstra van het NIOO. Om dat te doen moet je kijken naar het effect van verschillende kleuren licht op allerlei groepen dieren en planten, niet op slechts een enkele soort. Coördinator Elmar Veenendaal van Wageningen University vult aan: “En dat is precies wat ons team met allerlei onderzoeksorganisaties en vele vrijwilligers – voor het eerst – de afgelopen vier jaar heeft gedaan.”

In het koude voorjaar van 2013 gingen koolmezen, als voorbeeld voor de broedvogels, in wit en groen licht zo’n vijf dagen eerder broeden. “Door de kou waren de mezen laat met broeden. Maar onder het witte en groene licht leken de dagen langer en gingen ze toch al eerder eieren leggen,” legt Spoelstra uit. In het warme voorjaar van 2014 vonden de onderzoekers het effect niet.

Verder maakt de experimentele verlichting het dwergvleermuizen makkelijker om voedsel te zoeken: namelijk insecten die zich rond de lampen verzamelen. Dit is bekend uit steden, waar deze kleine wendbare soort al veel voorkomt. Maar het blijkt nu ook in door hen minder gebruikte omgevingen (het bos) zo te werken. De verschillende kleuren lampen lijken ook hier niet dezelfde effecten te hebben. Om dat met zekerheid te kunnen zeggen, heeft het team nog duizenden waarnemingen die wachten op verdere verwerking.

Bosmuizen worden juist minder actief. Ze kunnen daardoor misschien minder voedsel verzamelen. Al heeft licht sterke effecten op nachtvlinders, gevolgen op hun populaties zijn nog niet gevonden. Spoelstra: “Muizen, vleermuizen en vogels reageren meteen op de aanwezige verlichting. Ook hier is de vraag wat de effecten zijn op de populaties. Bij de vogels zijn er al aanwijzingen voor lange-termijnveranderingen.” Die lange-termijneffecten verwachten de onderzoekers pas bij alle soortgroepen te zien na meer jaren onderzoek.

Onderzoekers van het NIOO, Wageningen University, Vlinderstichting, Philips Research, Sovon Vogelonderzoek Nederland, Zoogdiervereniging, Vogeltrekstation, Ravon, Floron en vele vrijwilligers verzamelden samen gegevens op acht testlocaties in Gelderland en Drenthe. Rijen lantaarnpalen met wit, rood of groen licht en een controlerij zonder lampen staan aan de rand van daarvoor nog onverlicht bosgebied. LED-verlichting maakt het tegenwoordig mogelijk om de kleur van een lamp te sturen: in een rode zit minder blauw licht, in een groene minder rood licht. Met bijvoorbeeld ‘automatische vleermuisdetectors’ en veldwerk volgen de onderzoekers het verdwijnen en verschijnen van soorten dieren en planten en kijken naar bijvoorbeeld diergedrag en timing.

‘Snelle’, directe reacties kunnen anders zijn dan gevolgen voor populaties op de langere termijn. Omdat die effecten pas na langere tijd aan het licht komen, is het project nu verlengd met drie jaar. Met dank aan de hoofdfinancier: Technologiestichting STW. Ook blijft het ondersteund door Philips en NAM. Toepasselijk, want 2015 is het Internationale Jaar van het Licht! “Met de verlenging van het project kunnen we de lange-termijneffecten nog scherper krijgen,” zegt Spoelstra. De lantaarnpalen staan er natuurlijk al en de terreineigenaren – Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, het Ministerie van Defensie, het Drents Landschap en de Gemeente Ede – hebben hun toestemming wederom verleend. “Laat het nieuwe paar-, broed- en groeiseizoen maar beginnen!”

bron: persbericht NIOO