Provincie en waterschappen: inbreng Rijk hoognodig om water schoon te krijgen

’s-Hertogenbosch, 15 juli 2016 – De waterkwaliteit in Noord-Brabant is de afgelopen jaren weliswaar verbeterd, maar provincie en waterschappen hebben te weinig concrete instrumenten voorhanden om zelfstandig de doelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) op tijd te realiseren. Dat is de belangrijkste conclusie van een onderzoek van de Universiteiten van Tilburg en Utrecht.

‘De provincie en de waterschappen hebben weinig concrete instrumenten om grote knelpunten in de Brabantse waterkwaliteit rechtstreeks te beïnvloeden. Het gaat daarbij om nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, antibiotica en andere niet genormeerde stoffen. Ook na de invoering van de Omgevingswet (in 2019) blijft het instrumentarium van provincies en waterschappen te beperkt om zelfstandig de KRW-doelstellingen te kunnen realiseren’, aldus de onderzoekers. 

KRW
De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater aan bepaalde eisen moet voldoen. De KRW is tot stand gekomen vanuit het besef dat de zorg voor water(kwaliteit) grensoverschrijdend hoort te zijn. In Noord-Brabant heeft de KRW betrekking op ongeveer honderd rivieren, kanalen, beken, stromen en plassen.

Omgevingswet
Naar het zich laat aanzien zal de Omgevingswet in de toekomst meer ruimte bieden voor regionale regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving. Maar provincies en waterschappen kunnen ook na 2019 niet zonder een krachtig, generiek instrumentarium waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, zo blijkt uit het rapport. 

Duidelijke afspraken
De provincie Noord-Brabant en de waterschappen zullen het rapport de komende tijd gebruiken in de discussie met het Rijk over de vorming en uitwerking van de Omgevingswet en in het kader van de Delta aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. ‘Duidelijke afspraken over ieders rol in het realiseren van waterkwaliteitsdoelen, kunnen overheden en ook andere partijen helpen zich te committeren aan een programmatische aanpak’, adviseren de onderzoekers.