Het wild in de Brabantse bossen is vogelvrij

Terwijl het opsporen van stroperij erg arbeidsintensief is, wordt er steeds meer bezuinigd op toezicht in het bos. ‘De pakkans van stropers  is heel laag.’ Samen met zijn Belgische collegaboswachters, ving Marcel Douma afgelopen zomer een grote vis. “Een zeer actieve wildstroper, die aan  beide zijden van de grens actief was. Tientallen reeën per jaar maakte hij buit. Zo iemand moet je op heterdaad betrappen”, vertelt de boswachter die voor Staatsbosbeheer in West-Brabant werkt.

Bron: BN de Stem

Dat een stroper wordt gepakt, is eerder uitzondering dan  regel, bekent hij. “Eigenlijk is de pakkans klein. Er ligt vele malen meer  werk dan wij aan kunnen. Als gevolg van de bezuinigingen zullen onze middelen voor toezicht alleen maar minder worden.”  De bezuinigingen op natuurbeheer van staatssecretaris Bleker  raken vooral Staatsbosbeheer hard. Maar het probleem is veel breder, stelt woordvoerder Michael Jehae. . “Er wordt overal beknibbeld. Ook bij de milieuteams en bij Natuurmonumenten is minder geld. De politie heeft zich teruggetrokken uit het buitengebied.”  Piet Otjens, boswachter van Natuurmonumenten in de omgeving van Rijsbergen en Etten-Leur, denkt met weemoed terug aan de veldpolitie, die in 1993 is opgeheven.   “Zij stonden altijd paraat en waren gespecialiseerd in problemen als stropen. Nu zijn we voor assistentie afhankelijk van het
Regionale Milieu Team in Breda.”   De gebieden die een boswachter beheert, zijn veel te groot om alles in de gaten te kunnen houden. “Tegenwoordig beheert een boswachter al gauw vierduizend hectare, verspreid over verschillende bossen. Vroeger waren dat er misschien vierhonderd”, zegt Douma. “Toen woonde de boswachter nog middenin zijn bos. Hij sliep met het raam open. Als hij schoten hoorde, ging hij er meteen met zijn eigen jachtgeweer op af.”  Neem de Biesbosch: een enorm gebied (10.000 hectare) van
polders, kreken en zandplaten vol met vis, bijzondere vogels, reeën en andere fauna.  Een paradijs voor stropers, kortom. Lopen daar ’s nachts toezichthouders rond?
Amper, zegt Thomas van der Es, boswachter in het Nationaal Park. In de wintermaanden is er in De Biesbosch één toezichthouder voor het hele gebied, dag en nacht. Het opsporen van wildstropers is maar het topje van de ijsberg aan toezichtstaken waar de boswachters niet aan toekomen. Steeds vaker stuiten ze op illegale afvaldumpingen en treffen ze tussen de bomen wietplantages aan. Nog los van de ‘gewone’ crossmotoren, mountainbikers en loslopende honden die ze uit de natuur proberen te weren.  Bovendien wordt er veel meer uit de bossen geroofd dan wild. “Paddenstoelen, orchideeën, kratten vol zeldzame planten”, somt Douma op. “Zangvogeltjes en haviken worden gevangen, hun eieren uit de nesten gehaald en uitgebroed voor de handel. Jagers vergiftigen roofvogels die de fazanten opeten die zij illegaal uitzetten voor de jacht. En hun vergiftigde
aas doodt ook vossen.”  Sporen en meldingen zijn er genoeg, maar tot hun frustratie hebben boswachters vaak geen tijd om die na te trekken. “Vroeger plozen we een illegale afvaldumping uit om een adres of daderspoor te achterhalen”, zegt Patrick Raats, boswachter in een gebied van drieduizend hectare dat zich uitstrekt van Bergen op Zoom tot
Willemstad en Drimmelen. “Om een stroper te betrappen, moet je soms weken posten. Dat gaat niet meer.”